U zocht voorbeeldzinnen met daarin "baggel"
Resultaten 1 - 20 van 20
- baggel I: Met het hoesten kwam der een dikke baggel lös (Stieltjeskanaal)
- baggel II: We mout vanmörgen eerst even an 't baggel trappen
- baggel II: Van blauwveen muiken ze baggel (Een)
- baggel II: In de baggel draogt de maanlie een schacht boven op de stevelklomp (Eext)
- baggel II: Opgekamde baggel
- baggelaar: dat is ene, die de baggel klaor meuk in de mengbak (Pesse)
- baggeltrapper: (baggel)trip
- blauwveen I: Van blauwveen muiken ze baggel (Een)
- ketelemmer: De ketelemmer stun naost het heerdvuur. Er kwam deurgebraande baggel in en dan wör de koffieketel e (Een)
- kluunhaoke: baggel
- kruk: (baggel)steunder
- roe I: Ain halve-rou-stok werd gebruukt bie het opmeten van törf en baggel (Tweede Exloërmond)
- schop I: De schop zat vaast an de schuur. IJ kunden er in opbaargen: zudden, baggel, törf, heui, waogens of (Eext)
- spontörf: Spontörf was haand ebaggerd en mit de machine was baggel (Zuidwolde)
- stobbe II: Een stob baggel is 9000, ain meter braid en de haile streek lang (Eelde)
- toren: Wij moet de baggel even in torenies zetten
- umdieken: Die baggel moew umdieken, aans wordt e niet dreug (Eext)
- umleggen: Zie wazzen aan het baggel omleggen
- vast: Baggel gef vast vuur
- veurraodig: Baggel en törf was er genog veurraodig (Westdorp)