U zocht voorbeeldzinnen met daarin "greep"
Resultaten 1 - 20 van 31
- angriepen: Hie greep de kèrel an (Sleen)
- angriepen: Hij greep de kaans mit beide haanden an (Dwingelo)
- börst: Hai greep hom bai de borst (Roderwolde)
- gaffel: Van de gaffel in de greep vallen
- God: God zegene de greep (Barger Oosterveld)
- greep: Hij dee een greep in de geldlao (Roderwolde)
- greep: Hij har de kou goud in de greep (Barger Compascuum)
- greep: Daor heb ik gien greep op
- greep: Die zit good in de greep van het geld (Hijken)
- greep: Hij hef het melken vlot ien de greep ekregen (Ruinerwold)
- greep: Daor wol ik wal een greep op doen
- greep: In de greep metnemen
- greep: In de greep even wat verkopen (Klazienaveen)
- greep: Die vörk steet mooi veur de greep
- greep: Het land ligt in de greep
- greep: Dat stukkie grond wil ik kopen, dat lig mie net in de greep
- greep: Het is mar even een greep
- greep: de gaffel in de greep
- greep: Dat werk moej met de greep doen (Meppel)
- greep: Hej de greep nog op het laand staon? (Roderwolde)