U zocht voorbeeldzinnen met daarin "klok"
Resultaten 1 - 20 van 69
- achtergaon: De klok giet achter (Sleen)
- achteroetzetten: die klok even een uur achteroetzetten (Hooghalen)
- bijbrengen: Die klok is achter, ik zal hum even bijbrengen (Sleen)
- bijtied: De klok zul wij even bijtied zetten (Drouwen)
- bijzetten: Die klok is aaid veur, die moej is een keer bijzetten (Weerdinge)
- boerentied: Die klok hef boerentied (Exlo)
- fieter: Die klok löp as een fieter (Sleen)
- flansen: Ik har die klok ok wel in mekaor flansen kunnen, mor daor hej niks an (Eext)
- Fries III: Zie hebt nog een echte olderwetse Freze klok (Anderen)
- galpen: As een kuken de klok verleuren hadde, dan luup e te galpen (Sleen)
- gedurig: Hie kek gedurig op de klok (Buinen)
- gewicht: De klok mot optrökken worden, want het gewicht hank zowat op de grond (Emmen)
- graf: As het graf klaor was, wuur der ok even an de klok trökken (Sleen)
- hamer I: De hamer in de klok slag op een veer (Sleen)
- iets: De klok is iets veur (Sleen)
- kamrad: Gezienus het nog een klok met holten kamraoder, en hie lop ook nog (Eexterveen)
- kaptaol: Die Freeize klok daor an die muur is kaptaolen weerd (Eext)
- kast: De kast van de klok (Zweelo)
- kerkklok: As bij oous de kerkklok lud wordt, zeg wij meestal: de klok geeit (Gasselte)
- klinken: 'n Hoes dat klinkt as een klok