U zocht voorbeeldzinnen met daarin "overal"
Resultaten 1 - 20 van 188
- achteran: Hie geeit overal aachteran d.i. hie leg op alle slakken zolt (Eext)
- achterlangs: Ie hebt van die lu, die kunt overal achterlaangs
- achternuus: Ik heb overal naor de jongen zocht, veurnuus, achternuus, butenhuus
- albedil: Die albedil wil overal wat mit te maken hebben (Klazienaveen)
- anankern: Hie ankert overal an (Sleen)
- anheistern: Even een overal over de boks anheistern (Sleen)
- antwoord: Dat is een geleerde baos, hij wet overal een antwoord op (Nieuw Dordrecht)
- anvraog: IJ mugt niks meer dooun tegenswoordig, overal moej een anvraog veur indeeinen (Eext)
- argdenkend: Die is zo aargdenkend, die zög overal wat aachter (Eext)
- armoede: Armoe op de stal, armoe overal
- astma: Kinder, die astma hebt, kunt niet overal an metdoen (Westdorp)
- baggelaar: De baggelaar stund met een grote schup in de bak um te zörgen dat de modder overal even hoge kwam (Geesbrug)
- bangschieterd: Hij is overal bang veur, het is een echte bangschieterd (Peize)
- battern: Die smerige jongen bint overal deurhen batterd (Rolde)
- bek: Met de bek kan hij alles, maor de haanden staot hum overal verkeerd veur (Coevorden)
- bemuial: Een bemuial, die bemuit hum overal mit, ook as hij er niks mit hef te maken (Wapserveen)
- bijwezen: Hij wil overal biewezen en mit de neuze veuran staon (Barger Compascuum)
- bijwezen: Overal is wat bie (Weiteveen)
- boelredder: De boelredder mus overal bijlangs um de boel te bereddern (Hoogeveen)
- boeten II: Ze hebt mie overal boeten holden (Barger Compascuum)