U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ruis"
Resultaten 1 - 5 van 5
- beers: ruis
- berig: Vrogger zeden ze: het varken is ruis en nou: het varken is berig (Zuidwolde)
- bluierig: De motte is bluierig, hij kan wel ies ruis worden (Anderen)
- brullen: Wat is dat zwien ruis, hie brult het oet (Sleen)
- fluum: Dat varken hef de flume rood, hij is ruis (Zuidwolde)