U zocht voorbeeldzinnen met daarin "verzuken"
Resultaten 1 - 4 van 4
- God: Het is de goden verzuken
- verzuken: Ma'k oe verzuken, wat kalmer an te doen, aans gaoj er uut (Ruinerwold)
- verzuken: Ie mut de buren ok verzuken (Broekhuizen)
- verzuken: Dat moej niet doen, dat is God verzuken (Weerdinge)