U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wicht"
Resultaten 1 - 20 van 376
- 't: 't wicht is neit al te lekker (Vries)
- aanderdaags-: Aanderdagssaovends is hij mit dat wicht uutgaon (Valthermond)
- achternicht: Dat wicht dat is nog een achternichte van mie, man ik heb heur al in gien joren meer zein (Barger Oosterveld)
- achteroet II: Ik daacht: 'Doe bins niet aachteroet wicht'
- akster: As een jong wicht aordig lochtbont gekleed gung zeden ze: die is zo bont as een okster (Anderen)
- allendonder: Een allerdonderst mooi wicht (Een)
- allerbedroefdst: Allerbedroefdst, zo as dat wicht er zitten bleef (Oosterhesselen)
- allergekst: Het is een allergekst mooi wicht (Tweede Exloërmond)
- allerliefst: Wat is dat een allerlaifst mooi wicht (Een)
- allernaorst: Ik vin dat toch zo'n allernaorst maal wicht (Norg)
- allerstapelst: Die jong is allerstapelst gek op dat wicht (Weerdinge)
- anbokken: Hie hef dat wicht ok anbokt (Sleen)
- ankiek: Dat is een mooi wicht, die hef een mooie ankiek
- anlanden: Dat wicht het het goud daon, dai is goud aanland (Valthermond)
- anlopen II: Het wicht was anlopen
- ansluting: Dei jong en wicht hebben aansloeting mit mekaor
- anstotelijk: Dat Geert een brommer hef, warkt zo anstotelijk op oes wicht, dat die mot non ok ien hebben (Erm)
- antrekkelijk: Het was een antrekkelijk wicht (Emmen)
- aordig: Dat is een aordig wicht (Dalen)
- aordigheid: Het was bij dat wicht aaid mar veur een korte aordigheid